Stand van zaken Golfbaan De Kroonprins

Geplaatst op dinsdag 15 augustus 2017 om 10:24 in categorie: Vianen

Stand van zaken Golfbaan De Kroonprins

Stichting Buiten Gezond in Vianen en omstreken (SBGV) werkt, daar waar het ontwikkelingen binnen het Groene Hart betreft, vruchtbaar samen met Stichting Groene Hart (SGH).

Bij de aanleg van Golfbaan De Kroonprins is onverwachts op grote schaal vervuilde grond aangevoerd met de kwaliteit “industrie”, terwijl in dit veenweide gebied in het Groene Hart uitsluitend schone grond (kwaliteit AW) mag worden toegepast. In grond kwaliteit “industrie” zijn vele verontreinigingen toegestaan.

Het kostte veel moeite om via de WOB (Wet Openbaarheid van Bestuur) informatie te verkrijgen van de grondtransporten naar de golfbaan.
De ODRU (Omgevingsdienst Regio Utrecht) is namens de gemeente Vianen belast met het toezicht op de grondtransporten. Van de ODRU zijn gegevens verkregen van de partijen grond, die zijn aangemeld. Aan de hand daarvan is gebleken dat veel grotere hoeveelheden grond dan voorzien tijdens de bestemmingsplanprocedure zijn toegepast.

Er zijn contacten geweest met vele andere organisaties en personen, die betrokken zijn en/of belangen hebben, zoals aanwonenden, pers, andere natuur-/milieu organisaties, en vele overheidsinstanties (Rijk, provincies, waterschappen, gemeenten) die betrokken zijn bij de grondtransporten, dan wel belast zijn met toezicht en handhaving. Over de grondtransporten en de verleende omgevingsvergunning is op verzoek nadere informatie gegeven.

Bestemmingsplan

De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State deed op 21 maart 2012 uitspraak in het beroep van onder meer omwonenden tegen het bestemmingsplan Golfbaan De Bolgarijsche en trad het bestemmingsplan in werking. In de MER (milieu effect rapportage) bij het bestemmingsplan werd uitgegaan van een hoeveelheid aan te voeren gebiedseigen (schone) grond van 110.000 m3.

Omgevingsvergunning

In september 2013 verleende de gemeente Vianen een omgevingsvergunning voor Golfbaan De Kroonprins.
De uitgangspunten van de MER en overige rapporten (i.c. de hoeveelheid aan te voeren grond) bleken niet met voorwaarden geborgd in de omgevingsvergunning.

Toen (uit rechtens de WOB, wet openbaarheid van bestuur verkregen informatie) bleek dat veel meer grond dan 110.000 m3 werd aangevoerd, hebben SBGV en SGH bezwaar gemaakt.
Door de veel grotere hoeveelheden grond zijn veel grotere gevolgen te verwachten voor onder meer de landschappelijke waarden en de zettingen van de bodem.
De gemeente Vianen heeft op 31 maart 2014 de bezwaren van SBGV niet-ontvankelijk en van SGH ongegrond verklaard. Tegen dat besluit is beroep ingesteld bij de rechtbank.

Melding besluit bodemkwaliteit
Medio 2014 bleek dat de gemeente in januari 2014 op listige wijze (geen publicatie) een “Melding besluit bodemkwaliteit” had ontvangen voor het (extra, dus boven de eerder geplande 110.000 m3) toepassen van 180.000 m3 grond met de kwaliteit “ïndustrie” (vervuilde grond) en 40.000 m3 grond kwaliteit “Wonen/AW” voor het maken van “gekantelde kavels” en het realiseren van een “zichtwal” tussen de Kruisweg en de A27.

Omdat inmiddels duidelijk was geworden dat grote hoeveelheden vervuilde grond werden aangevoerd hebben SBGV en SGH op 10 december 2014 samen een verzoek om handhaving bij de gemeente ingediend. Het verzoek werd afgewezen. Tegen de afwijzing is bezwaar gemaakt en vervolgens, nadat ook de bezwaren werden afgewezen, is op 14 augustus 2015 beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tussenuitspraak Rechtbank Midden-Nederland

Op 28 september 2015 besloot de rechtbank in een tussenuitspraak onder meer als volgt.

16. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat de omgevingsvergunning vanwege de onduidelijkheid over de hoeveelheid grond onvoldoende concreet is en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, stelt de rechtbank allereerst – met partijen – vast dat het bestemmingsplan zelf geen bepaling bevat over de maximale hoeveelheid aan te voeren grond. Verder overweegt de rechtbank dat in artikel 3.1 van de Regeling omgevingsrecht niet is voorgeschreven dat de aanvrager gegevens over de hoeveelheid grond dient aan te leveren bij de aanvraag voor aanlegactiviteiten. Desalniettemin dient uit een oogpunt van rechtszekerheid voldoende duidelijk te zijn wat er vergund is. In dit verband rijst de vraag of bij de zichtwal sprake is van een ophoging die deel uitmaakt van de aangevraagde en verleende omgevingsvergunning. Uit de door eiseres overgelegde ‘Melding besluit bodemkwaliteit’ blijkt dat vergunninghouder op 14 januari 2014 melding heeft gedaan van de aanleg van gekantelde kavels. Ter zitting heeft vergunninghouder toegelicht dat de gekantelde kavels de zichtwal vormen en dat de zichtwal past binnen de hoogtelijnen zoals weergegeven op de bij de omgevingsvergunning behorende kaart. Eiseres heeft dit ter zitting betwist. Aangezien verweerder hierover geen duidelijkheid heeft gegeven, ook ter zitting niet, is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit op dit punt een gebrek vertoond. Verweerder diept daarom alsnog aan te geven of de zichtwal onderdeel uitmaakt van de verleende omgevingsvergunning en, in het licht van de hiervoor besproken gedingstukken en het verhandelde ter zitting, deugdelijk te motiveren waarom dit al dan niet het geval is. Als verweerder tot de conclusie komt dat dit niet het geval is, maar de zichtwal wel ingevolge de Wabo wil vergunnen, dan geeft de rechtbank verweerder in overweging om te bezien of dit op basis van een wijziging van de aanvraag gerealiseerd kan worden, waarbij van belang is of de zichtwal wel of niet als wijziging van ondergeschikte aard kan worden aangemerkt. Als naar het oordeel van verweerder geen sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard, dan is een nieuwe aanvraag voor vergunningverlening vereist.

17. Gezien de vaststelling dat het bestemmingsplan geen bepaling bevat over de maximale hoeveelheid aan te voeren grond, ziet de rechtbank in hetgeen eiseres over de hoeveelheid grond heeft aangevoerd op zichzelf geen aanleiding voor het oordeel dat op dit punt sprake is van strijd met het bestemmingsplan. Dit laat evenwel onverlet dat bij de totstandkoming van het bestemmingsplan, zoals blijkt uit hetgeen in overweging 11 is besproken, is uitgegaan van de aanvoer van ongeveer l l 0.000 m3 grond. De beoordeling van de planologische aanvaardbaarheid van de golfbaan is hierop mede gebaseerd. Volgens eiseres is de hoeveelheid grond die wordt aangevoerd van belang voor de effecten op de natuur, het milieu en het landschap. Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat voor het terrein aanzienlijk meer dan 110.000 m3 grond aangevoerd zal worden, heeft verweerder gelet op de op grond van artikel 9, derde lid, van de planvoorschriften vereiste afweging bij het bestreden besluit niet kunnen volstaan met de enkele overweging dat de aanwezige natuurlijke, recreatieve en landschappelijke waarden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, omdat het geldende bestemmingsplan reeds expliciet een golfbaan toestaat. Verweerder heeft de effecten van de aanvoer van meer dan 110.000 m3 grond naar het terrein op de landschappelijke en natuurlijke waarden, waaronder de bodem, niet inzichtelijk gemaakt. Nu de maximaal aan te voeren hoeveelheid grond niet is beperkt in de omgevingsvergunning en ter zitting gebleken is dat meer dan 110.000 m3 grond zal worden aangevoerd, had het op de weg van verweerder gelegen om dit wel te doen. Dit klemt te meer nu, hetgeen tussen partijen niet in geschil is, sprake is van zettingsgevoelig gebied. Naar het oordeel van de rechtbank dient verweerder alsnog toereikend te motiveren waarom de aanwezige natuurlijke, recreatieve en landschappelijke waarden van deze gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast als gevolg van de aanvoer van meer dan 110.000 m3 grond. Hierbij speelt ook het in 16 overwogene een rol.

18. Uit wat hiervoor is overwogen, vloeit voort dat het bestreden besluit niet op een deugdelijke motivering berust. Op grond van artikel 8:51 a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen gebreken in het bestreden besluit te herstellen ofte laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen de gebreken zoals beschreven in de overwegingen 16 en 17 te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op twaalf weken na verzending van deze tussenuitspraak. De rechtbank geeft verweerder in overweging om ~voorzover aan de orde geacht – het vervolg van de procedure parallel te laten lopen met het vervolg in de zaak 14/2255 van de Stichting Buiten Gezond in Vianen en omstreken, waarin de rechtbank heden eveneens uitspraak heeft gedaan.

De  rechtbank heeft  de gemeente de mogelijkheid geboden om de geconstateerde gebreken te herstellen.

SBGV en SGH hebben gereageerd op de stukken die door Grontmij voor de gemeente Vianen, voor het  herstel van de gebreken, werden opgesteld. Bij die reactie is gebruik gemaakt van bij onze beide beschikbare deskundigheid.

Uitspraak Rechtbank Midden-Nederland

Op 9 november 2016 heeft de zitting plaatsgevonden. Op 1 februari 2017 deed Rechtbank Midden-Nederland uitspraak.
De Rechtbank veroordeelt de gemeente Vianen de door SGH en SBGV gemaakte proceskosten.

Helaas heeft het beroep bij de rechtbank tegen de omgevingsvergunning niet geleid tot vernietiging van de vergunning.
Daarbij wees de rechtbank de reactie van SBGV en SGH op de herstelpoging af, omdat geen gebruik is gemaakt van (kostbare) externe deskundigen in plaats van de door beide stichtingen ingezette deskundigen uit eigen gelederen.

De  rechtbank is van mening dat de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast als gevolg van de aanvoer van extra grond ten behoeve van de zichtwal.  De gemeente heeft de omgevingsvergunning mogen verlenen. De rechtsgevolgen van de vernietigde bestreden besluiten blijven in stand.

Daarnaast achtte de rechtbank zich niet bevoegd het beroep tegen het geweigerde verzoek om handhaving (tegen het toepassen van vervuilde grond) te behandelen. De behandeling is overgedragen aan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Zitting is op 15 september 2017.

Naschrift

Milieu Effect Rapportage

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan voor de golfbaan is o.a. een MER (milieu effect rapportage) gemaakt. Een MER is een hulpmiddel bij het nemen van besluiten. Daarmee krijgt het milieubelang een volwaardige plaats bij de besluitvorming over bestemmingsplan en omgevingsvergunning.
De onafhankelijke Commissie MER, welke bij wet is ingesteld,  adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten.
In het MER rapport staat precies hoeveel grond en zand zal worden gebruikt. Het betreft een kwetsbaar gebied, bestaande uit veen en klei. Daarom zou voorzichtig en met licht materieel worden gewerkt vanwege inklinking.  De inrichting zou in overleg met het “Utrechts Landschap” worden ingevuld.
In mei 2006 is de MER Golfbaan De Bolgarijsche (Grontmij 2006) door de initiatiefnemer aangeboden aan de gemeente Vianen. De MER is in augustus 2006 besproken in de raadscommissie van de gemeente Vianen en in september 2006 aanvaard door de Gemeenteraad.
De MER Commissie constateerde dat de te verwachten zettingen onvoldoende in kaart zijn gebracht. In een aanvulling op de MER van  21 maart 2007 met vijf bijlagen zijn de effecten met betrekking tot veiligheid, zettingsgevoeligheid, natuur en landschap alsnog in kaart gebracht. Daarbij is bepaald dat het gebied met maximaal 110.000 m3 grond zal worden opgehoogd. Met deze hoeveelheid grond en de tekeningen bij bestemmingsplan en omgevingsvergunning ligt het profiel van het landschap eenduidig vast.

Natuurlijke, recreatieve en landschappelijke waarden waaronder bodem

Het blijkt moeilijk concreet de effecten op natuur en landschap en bodem vast te stellen. Grontmij heeft in de MER uitvoerig berekeningen gemaakt voor de zetting van de bodem door het opbrengen van 110.000 m3 grond en dit acceptabel gevonden. Nu er sprake is van een mogelijk viervoudige aanvoer van (ook nog een deels vervuilde) grond verklaart dezelfde Grontmij in een rapport dat dit ook niet schadelijk is.

Aanleg golfbaan

Gezien de voorbereidingen had men mogen verwachten dat de intentie en uitgangspunten van de MER zouden worden gerespecteerd. Er zijn echter veel grotere hoeveelheden (waarvan een groot deel vervuilde) grond aangevoerd. En er is gewoon met zwaar materieel gewerkt. Of er overleg met het Utrechts Landschap is geweest, is niet bekend.
Op slinkse wijze (geen publicatie) is een zogenaamde “Melding besluit bodemkwaliteit” gedaan.

Melding Besluit bodemkwaliteit

Het Besluit bodemkwaliteit omvat regels voor de toepassing van grond, baggerspecie en bouwstoffen en stelt kwaliteitseisen aan de uitvoering van bodemwerkzaamheden. Het besluit is tot stand gekomen en mede ondertekend door de Ministeries van VROM, LNV en V&W.

Optimale balans tussen kwaliteit en gebruik

Het Besluit bodemkwaliteit heeft tot doel de bodem nu en in de toekomst optimaal te kunnen gebruiken en te beschermen. Het geeft kaders voor op duurzaamheid gericht bodembeleid: de bodemkwaliteit moet minimaal voldoen aan een vastgestelde basiskwaliteit. Daarnaast moet de kwaliteit goed genoeg zijn voor het beoogde gebruik en geen belemmering vormen voor een goede oppervlaktewaterkwaliteit. Dit om risico’s voor mens en milieu te voorkomen en om stagnatie van maatschappelijke ontwikkelingen, zoals de aanleg van natuurgebieden, woningen of het verbreden en uitbaggeren van vaarwegen, door te rigide regelgeving tegen te gaan.

Artikel 35 Besluit bodemkwaliteit

Artikel 35 is onder meer van toepassing op het gebruik van vervuilde grond (kwaliteit industrie) of baggerspecie in bouw- en wegconstructies, waaronder mede begrepen wegen, spoorwegen en geluidswallen.

SGH en SBGV zijn van mening dat de toepassing van het Besluit bodemkwaliteit niet van toepassing kan zijn voor het maken van een heuvelachtig landschap voor een golfbaan.

De melding betreft het storten van 180.000 m3 grond kwaliteit “industrie” en 40.000 m3 grond kwaliteit “Wonen/AW.

Deze hoeveelheid grond komt bij de in de MER genoemde hoeveelheid van 110.000 m3 .  In totaal komt dat neer op 330.000 m3.
Alsof de MER niet meer van toepassing is, wordt deze grondhoeveelheid gestort.

Met de toepassing van grond kwaliteit “Industrie” is de golfbaan een stortplaats voor vervuilde grond geworden.
De in de voorbereiding voorgestelde werkzaamheden en afspraken worden niet nagekomen. Deze zijn namelijk niet in het bestemmingsplan en de omgevingsvergunning vastgelegd.
De gemeente Vianen en haar Commissie Bezwaarschriften vinden het allemaal wel best zo en grijpen niet in. “Niets aan de hand” zegt de wethouder in een commentaar op een artikel in huis-aan-huis-blad Het Kontakt.